Mijn Oma praat eigenlijk nooit over de oorlog. Ik heb haar wel eens gevraagd, waarom niet. Ze haalde dan haar schouders op. Waarom wel? Er viel niet zoveel over te vertellen, zij en Opa hadden het overleefd. Niets bijzonders, heldhaftigs of fouts gedaan. Na de oorlog was iedereen bezig met de wederopbouw. Er werd gewoon niet over de oorlog gepraat.
Tot vanavond tijdens de koffie.
Zomaar ineens vertelde Oma hoe Opa autobanden achterhield bij zijn werkgever, en benzine. En daar dan enorm over in de rats zat. Of hoe hij bijna naar Zeeland was gestuurd. Dat Oma haar fiets had verstopt. Hoe ze een mof – “dan zeg je ineens weer moffen” – niet had verteld wat de weg naar Ulvenhout was (omdat ze pas net in Ginneken woonde, en het echt niet wist). Hoe ze eind oktober 1944 de nacht in de kelder hadden doorgebracht, omdat er in de buurt geschoten werd. Dat ze de volgende ochtend wakker werden en er Poolse soldaten in de straat stonden, geallieerden. Dat ze toen geen feest hebben gevierd, omdat ze in de rats zaten over de familie in Amsterdam. Die niet vrij waren, en de hongerwinter door moesten. En dat daarom 5 Mei voor haar een bijzondere dag was: toen hoorde ze dat de hele familie had het overleefd. Iedereen was vrij. Er is toen wel gefeest.
Ik heb haar verhaal niet onderbroken, weinig gevaagd. Ademloos heb ik geluisterd. Ik vond het heel bijzonder, dat ze zomaar verhalen over de Tweede Wereldoorlog vertelde. Kleine dingen, die ze zelf heeft meegemaakt. Deze groep mensen wordt steeds kleiner. Voor je het weet is er niemand meer, die er over kan vertellen…