In de afgelopen jaren is er veel onrust geweest in Breda over de mogelijk te hoge tarieven voor stadsverwarming. De PvdA Breda heeft, samen met het CDA, vanaf 2006 regelmatig vragen gesteld over deze problematiek. De Gemeente reageerde steeds dat zij er niets tegen kon doen, dat het een zaak was van Essent… Onze hoop was gevestigd op de Warmtewet.
Al in 2003 werd het eerste voorstel voor de Warmtewet door CDA’ers Ten Hoopen en Hessels geschreven, maar vorig jaar, na de vijfde nota van wijziging, leek de wet naar de prullenbak te worden verwezen. Na ingrijpende wijziging – in samenwerking met Diederik Samsom (PvdA)- ligt er nu een goede Warmtewet.
Morgen, 26 juni, zal de initiatiefwet eindelijk in de Tweede Kamer behandeld gaan worden! (Bekijk het debat live!)
De Warmtewet is nodig om burgers die stadsverwarming afnemen, te beschermen tegen onredelijk hoge prijzen. Doordat warmteleveranciers -eigenlijk onvermijdelijk- een monopolistisch karakter hebben, bestaat bij de politiek de angst dat consumenten teveel wordt gerekend voor hun warmteafname. De wet moet onder meer regelen dat de consument ‘niet meer dan anders’ (NMDA) betaalt, dat wil zeggen: niet meer dan wanneer hij een gasgestookte warmte-installatie zou hebben. Die afspraak is er nu ook al met warmteleveranciers, maar door gebrek aan transparantie is het oncontroleerbaar of die afspraak ook wordt nageleefd. Het rapport van de Rekenkamer van eind april 2007 bevestigde in elk geval dat “tarieven voor stadsverwarming niet onafhankelijk en niet objectief” tot stand komen.
Bedrijven konden uitzonderingen maken op het NDMA-principe, maar de de indieners van de wet willen die uitzonderingsbepalingen schrappen. Ook wordt wat hen betreft in de wet vastgelegd dat restwarmte zoveel mogelijk benut moet worden. Zo wordt het mogelijk dat het kabinet het lozen van restwarmte verbiedt.
Helaas regelt de wet regelt de tariefstelling met terugwerkende kracht slechts tot 1 januari 2007. Of afnemers recht hebben op een schadevergoeding omdat zij die tijd teveel betaald hebben, is aan de rechter. Deze zal toetsen op basis van de relevante rechtsregels en overeenkomsten.